Africhtingsprogramma (IGP)
Wat is het IGP? Hoe trainen we het? IGP (Internationale Gebruikshonden Prüfungsordnung) is een sportdiploma voor de werkhondenrassen van de FCI. Het IGP programma bestaat uit 3 onderdelen, te weten speuren, appèl en verdedigingswerk/pakwerk.
Bij het verdedigingswerk/pakwerk moet je hond de ‘boef’ opsporen (revieren), aanblaffen en stellen (bijten). In de praktijk wordt niet een boef maar een pakwerker opgespoord, aangeblaft en begeleidt door de hond terwijl de pakwerker zich lopend verplaatst. Als de pakwerker probeert te ‘ontsnappen’ dan mag de hond ingrijpen en de vlucht verhinderen.
Pakwerk is pittig voor zowel je hond als de pakwerker. Het stelt de belastbaarheid van je hond op de proef: de pakwerker kan naar de hond schreeuwen of dreigen. Tijdens de training leren honden zich te fixeren op het willen pakken van de mouw van de pakwerker. Ze hebben geen kwade bedoelingen tegen de pakwerker zelf.
Het eerste onderdeel van het IGP programma is Afdeling A Speuren.
Dit onderdeel van de africhting is voor de hond het meest natuurlijk. De hond heeft een reukvermogen waardoor deze geuren kunnen oppakken die voor mensen niet waarneembaar zijn. De hond wordt aangeleerd een spoor te volgen met voorwerpen die door een persoon is uitgelopen. Dit spoor kan op verschillende ondergronden zijn uitgelegd, zoals akkers, weilanden en grasvlaktes. Het spoor moet een bepaalde tijd liggen voordat het door de hond uitgelopen mag worden. Het spoor moet zo min mogelijk zichtbaar zijn.
Het begin van het spoor wordt aangegeven met een ‘Piket’. Deze wordt links naast het begin van het spoor neergezet. Vanaf dat punt blijft degene die het spoor legt even stilstaan. Daarna loopt diegene met natuurlijke passen in de richting waar het piket heen wijst.
Als de hond het spoor uitloopt moet deze dit zo intensief mogelijk doen. Hoe dieper de neus van de hond in de grond gedrukt zit, hoe intensiever de hond speurt. Als de hond één van de voorwerpen tegenkomt wordt er van de hond verlangd dat deze het voorwerp verwijst of apporteert. Het verwijzen kan staand, zittend of liggend. De voorkeur is liggend.
Binnen het IGP-programma bestaan er drie verschillende niveaus in het programma: IGP-1, IGP-2 en IGP-3. Per niveau zijn er andere voorwaarden aan het speuren. Zo loop je bij IGP-1 als geleider zelf je spoor uit, terwijl vanaf IGP-2 een spoorlegger dit voor je doet. Ook de lengte van het spoor en het aantal hoeken verandert. Het aantal voorwerpen en het formaat van de voorwerpen blijft op elk niveau hetzelfde.
Naast het speuren binnen het IGP programma kan je er ook voor kiezen om alleen het speuren op te pakken. Dit zijn de onderdelen SpH V, SpH-1 en SpH-2. Bij de SpH varianten zijn de sporen die afgewerkt moeten worden een stuk langer en daarmee ook veel intensiever voor de hond. De sporen liggen langer, er zijn meer voorwerpen, maar er wordt ook gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘verleiding’. Hier mag de hond niet op in gaan en zal het juiste spoor moeten blijven volgen.
De hond mag zowel los als aan een 10 meter lange lijn speuren. Dit mag geen rol-lijn zijn. De lijn mag over de rug, zijdelings of tussen de voorpoten/achterpoten worden bevestigd. Hij mag ook aan het niet op strop staande halsketting of aan het oog van het speurtuig worden bevestigd. Hiervoor mag een borst- of Böttchertuig zonder toegevoegde lijnen worden gebruikt. Het tuig moet dusdanig bevestigd worden dat er geen weke delen van de hond kunnen worden beschadigd. De speurlijn mag tijdens het vasthouden doorhangen, je mag de lijn niet verkorten. Gebruik je geen lijn tijdens het speuren? Dan loop je als geleider op ten minste 10 meter afstand van je hond.
Het tweede onderdeel van het IGP programma is Afdeling B Appèl.
Het appèl vormt het bewijs dat de hond beschikt over werkcapaciteiten en intelligentie, omdat ze in het wild geen commando’s kennen.
Binnen het appèl wordt de hond aangeleerd om diverse oefeningen uit te voeren, zoals volgen aan de lijn, los volgen, apporteren, de sta-oefening en het vooruit sturen. Dit laatste is tegen alle driften van de hond in, omdat er eerst wordt aangeleerd bij de geleider te blijven om vervolgens weggestuurd te worden door de geleider. U begrijpt dus dat de communicatie tussen geleider en hond optimaal dient te zijn. En honden en baasjes ruim voldoende vertrouwen in elkaar moeten hebben.
Dit onderdeel van de africhting keert bij iedere tak van de hondensport weer terug: onder iedere omstandigheid luisteren naar de geleider. Ook in de huidige samenleving wordt het steeds belangrijker dat alle honden onder appèl moeten staan.
Appèl is tevens het onderdeel in de africhting waarbij de geleider en de hond samen één team vormen. Echter het appèl is tegen de natuurdriften in van de hond. U bent voor de hond het allerbelangrijkst, ongeacht wat er om de hond heen gebeurt. De hond leert niet te reageren op het afvuren van een pistool, niet te reageren op andere mensen terwijl de geleider en zijn hond door een groep mensen heen loopt en af te liggen zonder op de andere combinatie, die nu hetzelfde uitvoert, te reageren.
Het is belangrijk dat je hond tijdens het appèl gedeelte de commando’s van de geleider opvolgt. Het opvolgen van deze commando’s moet aan een aantal belangrijke voorwaarden voldoen. De uitvoering van het programma zal ook op basis van deze voorwaarden beoordeeld worden.
Onderdeel B wordt beoordeeld op de volgende verplichte algemene bepalingen:
- Uitdrukking/gedraging
- Zelfvertrouwen
- Vrolijk en gemotiveerd werken
- Concentratie/opmerkzaamheid
- Harmonie van de combinatie
- Technisch correct
- Positie
- Acceptatie/uitvoering
Even kort omschreven is het de bedoeling dat je hond zonder druk, dwang, stress of angst de gevraagde oefeningen vrolijk en gemotiveerd uitvoert. Zie je druk, dwang, angst of stress in de gevraagde oefening terug? Dan wordt dit bestraft.
Ook bij het appèl worden de oefeningen moelijker en komen er oefeningen bij als het niveau verhoogt wordt. Er zijn ook oefeningen die bij elk niveau terugkomen. Tijdens onze trainingen besteden wij elke keer aandacht aan deze oefeningen. We wisselen in de training de oefeningen zo veel mogelijk af en zullen samen met de geleider bekijken wat we die les zullen doen.
Het derde onderdeel van het IGP programma is Afdeling C Pakwerk.
Pakwerk is het spectaculairste onderdeel binnen de africhtingsport.
Het is ook het onderdeel waar de meeste, vaak onterechte, vooroordelen over bestaan. Er wordt vaak beweerd dat dit onderdeel er voor zorgt dat de hond een agressieve hond wordt. Ook als men over het bijtwerk praat, of te wel het pakwerk binnen de africhting, creëert men al gauw de vooroordelen dat het om een agressieve sport gaat.
Het pakwerk binnen de africhting moet aan strenge eisen voldoen. Ook hier wordt weer duidelijk, dat de hond strak onder appèl moet staan voordat aan het echte pakwerk begonnen mag worden.
Er zijn dus ook geen agressieve honden gewenst, het moet dan ook duidelijk zijn dat dit onderdeel een sport is evenals het speuren en het appèl. De hond wordt aangeleerd om op een speciale mouw te bijten. Hierdoor bijt de hond alleen maar als men deze mouw aan heeft en niet zomaar op elke willekeurige arm of ander lichaamsdeel. Tijdens het pakwerk wordt tevens de belastbaarheid van de hond getest. De geleider staat tijdens het programma vaak op een grote afstand en de er wordt dus van de hond verwacht dat deze genoeg moed en vechtlust bezit om het werk alleen op te knappen. Vooral in de bewakingsfase wordt de belastbaarheid van de hond getest.
De hond wordt opgebouwd beginnend met een jute zak. Van hieruit gaat men over op een bijtrol waarna een jonge hondenmouw de volgende prooi is. Uiteindelijk moet de hond in staat zijn om op een harde mouw goed te bijten. De hond wordt geleerd dat de mouw de prooi is en dat de hond daarvoor moet werken. Tijdens het pakwerk moet de hond een volle vaste en harde beet tonen. De hond moet onder alle omstandigheden blijven bijten, ook als er stem- en stokdreigingen van de pakwerker zijn. Deze stokslagen worden gegeven met de soft-stok en worden geplaatst op de beschermde delen van het lichaam van de hond. Nooit op de weke delen of de organen.
Tijdens het pakwerk moet de hond goed kunnen omschakelen van de drift die nodig is voor het bijten tot een goed onder appèl staande hond.
Ook binnen het pakwerk zijn de niveaus in africhting van de hond te verdelen. Op elk niveau wordt er meer van de hond verwacht, dat hij beter onder appèl staat en beter kan schakelen. Maar ook het programma wat uitgevoerd wordt duurt langer.
Tijdens de training leert je hond zijn natuurlijke drift op te wekken. Dit doe je samen met je trainer en de pakwerker. Het is belangrijk dat je hond ten allen tijde onder appèl staat en dat je controle hebt. De hond leert dat het pakwerk een spelvorm is waarbij de natuurlijke drift naar boven mag komen. We trainen dit dus echt als spelvorm en nooit voor een praktijksituatie zoals bijvoorbeeld de politie traint.
De pakwerker is ook niet een willekeurig persoon waar de hond op mag bijten. Deze heeft een opleiding of training gevolgd om de hond het bijten aan te leren. De pakwerker legt jaarlijks bij onze rasvereniging een examen af om te bekijken of de pakwerker nog wel geschikt is. Voldoet de pakwerker niet meer aan de eisen? Dan wordt de licentie voor dat jaar ingetrokken. Ook pakwerkers moeten dus duidelijk weten wat ze doen.